153     DE SCHOORSTEENVEGER 

           (oost in C)

 

1   Een juffrouw had haar meid geklaagd, dat haar schouwtje moest worden geraagd

     Zij sprak:”O Peteronel, voldoe aan mijn bevel,

     Wil de schoorsteenveger halen,  spoed je wat gauw”, sprak de juffrouw,

     “Ik zal hem er voor betalen,  voor het vegen van mijn schouw.

 

2   Daar nu het spel beginnen zou, van de schoorsteenveger en de juffrouw,

     Daar werd ook op het salet,  ja, ook alles voorgezet,

     Want daar moest ook niets ontbreken, wijn en bier, zoo als hier,

     Want hij moest met de juffrouw spreken,  voor een kort maar goed plezier.

 

 3 Mijnheer die klopte aan de poort,  de juffrouw had zijn stem gehoord,

    Zij sprak:"Ach, spoed je wat gauw,  en kruip maar in de schouw,

    Want mijnheer zal ons betrappen,  hij staat weer vlak voor de deur,

    Wie wou zulk een schand beleven,  want hij brengt ons in`t meleur.

 

 4 De meid opende de deur met een zet,  mijnheer kwam binnen op`t salet,

    Daar vond hij zijn vrouwtje zeer aangedaan,  en sprak:"Wat is hier omgegaan".

    "O, mijnheer, wat rare zaken, die ik zag, deze dag,

    Ik wou het mijnheer wel kenbaar maken,  als mijnheer`t maar weten mag".

 

 5 "Och papagaaitje zwijg toch niet, wat is hier in mijn huis geschied",

    "Een groote zwarte vent,  hij was mij onbekend,

    Maar zoodra de deur ging open, sprong hij net, uit het bed,

    Hij is in de schouw gekropen, want daar heb ik op gelet".

 

 6 "Mijnheer sprak het papagaaitje aan,  wat hebben ze op mijn bed gedaan,

    Ze schoven toen het gordijn, ik kon het niet zien`t was maneschijn,

    En toen heb ik nog vernomen, toen ik zat, plat op mijn gat,

    Hij is in de schouw gekropen,  toen hing hij daar,`t rookte wat".

 

 7 De schoorsteenveger werd benauwd,  en liet zich vallen uit de schouw,

    En daar hij geen tijd meer had,  hingen de broeken nog van zijn gat.

    En zij hebben hem geslagen, rug en gat, blauw en plat,

    Zij die zulke kansjes wagen,  die verdienen ook wel wat.

 

 8 Dit is een lied voor`t algemeen, voor hen die zulke juffrouws zijn,

    Maar komt het in hun zin,  door`t stelen van de min,

    Vertrouw dan op geen papagaaitje, die u verjaagt, en u beklaagt,

    Wie wil zulk een schand beleven,  als er een schouwtje moet worden geraagd.

                                   

          *************** 

 

Geluidsfragment

 

Volgend lied

 

Terug naar titel en beginregel

 

Terug naar Terschellinger liedjes

 

Terug naar Homepage