105    LOFLIED OP TERSCHELLING 

            wòrden: Ds.W.J.Kühler. Doopgez. Predikant  te West 1897-1902

            wiiz :     Hortense de Beauharnais.  (oost in G )

 

 1 Heft uit der golven blauwe schoot, Uw trotse duinenrij,

    Klein eiland door uw deugd en groot, gezegend, fier en vrij,

    O, lieflijk oord, O gastvrij strand, door’s hemels zorg behoed,

    Liefst plekje van mijn Vaderland, Terschelling weest gegroet.  ) bis

           

 2 Wat in der tijden loop verdween, wat grootheid zonk in`t niet,

    Gij zijt getrouw aan uw verleên, de zee blijft uw gebied.  

    Nog waait de driekleur wijd en zijd, langs heel de Oceaan,

    En waar zij wappert, zijn altijd,  Terschellingers vooraan.                     ) bis

 

 3 Maar zo der vaderen vrome moed, de kracht der mannen staalt,

    O, zeg mij waar zo rein`n gloed, uit  zachter ogen straalt.

    Geen gaaf, zo rijk, geen heil zo hoog, als vrouwendeugd en schoon,

    En hoe ook Neer'land roemen moog, Terschelling spant de kroon.!   ) bis

 

 4 Ons bind aan u in vreugd en smart, een liefde !`t leven lang,

    En lovend rijst uit aller hart, een luide jubelzang.

    O, lieflijk oord, O gastvrij land, door`s hemels zorg behoed,

    Liefst plekje van mijn Vaderland,  Terschelling weest gegroet !          ) bis

        

          ***************

 

Geluidsfragment

 

Volgend lied

 

Terug naar titel en beginregel

 

Terug naar Terschellinger liedjes

 

Terug naar Homepage